zondag 2 november 2008

Ondertussen...

Ik kwam binnen op een plek waar jij alle hoeken en gaten kende. Als het stukje kaas van een muizenval trokken de verhalen van deze plek mij al van heinde en verre aan, onweerstaanbaar. En met dat klein beetje dapperheid dat in me zat probeerde ik mijn ogen naar je op te slaan. Maar ik kan niet zeggen dat ons oogcontact lang duurde. Bij die eerste glimp, jouw donkere ogen en… kenden wij elkaar? We sloegen nog niet meteen aan de praat, gescheiden door andere mensen, andere praatjes, andere glimpen en gestolen kusjes. Inderdaad, wij beiden hadden op die avond veel succes. Succes ruikt succes, en deze keer trokken tegenpolen elkaar niet aan, we waren een nieuwe, ongekende, fysische entiniteit. In mijn ooghoek bleef je vleiend babbelen, in jouw ooghoek legde ik mijn hand op een ander haar arm. Doch schuifelend, zonder dat we het konden weerstaan, bleven we elkaar niet aankijken, konden we elkaar wel steeds beter en beter horen. Tot we tegen elkaar stonden, schouder tegen schouder, nu was het wel een kwestie van jouw moed, de mijne was al opgebruikt. ‘Praat tegen me.’ Je verstond de morscode van mijn hart en uiteindelijk sloegen we aan de praat, en werd het makkelijker elkaar aan te kijken. Blijkbaar kenden we elkaar al. ‘Zin om elkaar nog beter te leren kennen?’
‘Natuurlijk.’
En weg waren we.

maandag 27 oktober 2008

Blindheid

Ik ben blind. Je had het me al jaren geleden gezegd, maar toen was ik doof. En nu, bij elk woord dat ik van je hoor –eindelijk ben ik een beetje opgegroeid-, vervaagt de scherpte van jouw contouren. Ik mis je oren. Ogen. Neus. Kin. Vingers.
Bovenal kan ik niet meer zien wat je me probeert aan te wijzen. Zo duidelijk voor velen, maar wat voor mij een grijze, vormloze massa is, is een afscheiding tussen twee werelden. Ik leef maar in één (is er elders nog leven)? Voelen kan ik nog, maar ik ben bang voor het onbekende, dus tast ik niet af, bang me te schaven. Mijn tastzin: liever niet gebruiken in plaats van de kans te lopen het kapot te maken, bewonderbaar voor velen onder een glazen stolp. Ik wacht af, altijd met dezelfde onzekerheid, toch één klein stapje dichterbij, maar het lijkt nog steeds even ver, even vormloos en ongedefinieerd.
Ik vorder niet en jij roept me toe om te komen kijken, mij vertrouwend op mijn eerlijkheid. ‘Het is prachtig!’ En ik knik maar in de richting van het geluid.
Ik zie het niet. De scheiding van die twee werelden niet, en ook de andere wereld niet. Voor mij lijkt alles één grote waas vol alles, zonder grenzen, en ook geen stoptekens om je te waarschuwen voor een afgrond. Moet ik blijven zitten, ronddwalen op mijn eentje, of het je bekennen en afwachten of jij mijn gids gaat zijn? En wat als mijn verteller, mijn oren niet meer mijn ogen kunnen zijn, moet ik dan onder die stolp vandaan?

woensdag 22 oktober 2008

Onevenwicht

En daarom ben ik jaloers op je, omdat ik niet weet wat liefde is, en jij het me in al zijn hoedanigheid aan me geeft. Ik ken enkel oog voor mijn eigen, jouw eigenschappen die mij aanvullen en het talent waarmee jij me… liefhebt in al zijn vormen.
Ik bewonder je kennis van de wereld en het leven, die zich toont in alle manieren waarop jij me omarmt of zelfs enkel aankijkt. Voor mij telt enkel het omarmd worden door jou en zelf een kus geven is als een betoon van eer, meer nog dan uiting van liefde. Een kus als brandmerk, mijn schroeiende lippen maar het lijkt jou enkel maar te plezieren.
Ik kniel neder, voor je hart dat zicht lijkt uit te spannen in alle richtingen en iedereen, maar op een speciale manier bonst elke keer als je me ziet. Terwijl mijn hart begint te bonzen bij de gedachte aan die nacht dat je je adem inhield en…
Ik verkies jouw vorm van liefhebben, aangezien de mijne, lust, als een dictator regeert. En een democratie met alle het andere dat een mens aan een ander kan binden… zo een democratie zal me minder doen lijden. Want ik begeer.
En jij hebt lief.

Wat doet het meest pijn: A) Afkicken van een lichamelijke Verslaving.
B) Afkicken van een mentale Verslaving.

zaterdag 18 oktober 2008

Flirts

Woorden die enkel in het enkelvoud bestaan :
Deze heffen hun eigen betekenis op door middel van het gebruik in meervoud:
(De) waarheid.
(De) realiteit.

Ik hou van hem.
- Ik hou van haar.


Maar wat heb je eraan als hij zichzelf niet bleek te zijn.
- Wat heb ik eraan als zij bleek zichzelf niet te kunnen te zijn?

____________________________________________________

Als eenrichtingsverkeer bleek te leiden naar een doodlopend einde en je, ondanks een stemmetje in je hoofd, toch aan volle snelheid bleef doorrijden, wat doe je dan als je de muur ziet naderen? A) Jezelf een allerlaatste vermanende blik in de achteruitkijkspiegel werpen
B) Jezelf lachend tegen de muur te pletter rijden omdat je er de humor van inziet?

____________________________________________________

Je geur, bedwelmende stank. En in constante ontvluchting van jouw aanwezigheid rondom me, vraag ik me af of de gedachte aan jou, in me, een voorbode is van een rijping tot een van de meest loofwaardige kazen ?

zondag 17 augustus 2008

Gabriël

De hemel brak open en de engel Gabriël daalde neer en neder op zijn knieën alvorens van wal te steken over de voordelen van het veganisme en dat de mens zijn lippen toch zeker niet gemaakt zijn om te zuigen aan de uier van een koe. Prekend met een aanmanende vinger wees hij naar Eva haar borsten: ‘Voor de kleine kinders; Ja! Maar jullie, volwassen, volgroeide creaties naar Gods evenbeeld; Neen!’ Hij sprak de hoofdletters hoorbaar uit. ‘Zien jullie God al aan de tepels van een koe of een geit hangen? Neen! Melk staat voor pure blasfemie!’ Alsof een dier de mens de weg naar goed eten zou tonen door te zwaaien met volle uiers, die bestemd zijn voor jonge kalveren. Een dier heeft geen menselijke eigenschappen en kan edoch niet tonen. Tonen implementeert toch een zeker eigenbewustzijn, tonen implementeert dat er iets buiten het ‘ik’ bestaat, een ware erkenning van de wereld! Tonen is de belofte op kunst, beeldhouwwerken en schilderijen. Een puur menselijke eigenschap. Neen, die melk die daar in dat beest zit zou een zekere ondergang met zich meebrengen. Het is als het ware een verbond met die dieren, dieren die niet kunnen tonen! En om een verbond te sluiten met dieren die enkel soortgenoten herkennen, dat impliceert dat de mens net als de koe moet worden! Want wat kent een koe anders dan zijn soortgenoten als zijnde iets anders buiten zichzelf, afgezien van eten en drinken, die vooral daar zijn wegens de zekere behoefte. Soortgenoten zijn er niet wegens een ultranoodzakelijke behoefte, neen, ze zijn er, en ze leven samen in een kudde. Maar waar was ik weer? Juist, een koe kent énkel andere kóeien als zijnde andere personae met wie ze eventueel een verbond kunnen sluiten. Met andere woorden: verwerpen jullie Gods evenbeeld door een koe te worden of imiteren? Ach en wee!’
Tijdens deze heuse retoriek keken Adam en Eva elkander aan. Dit zou eeuwen kunnen duren, want die Gabriël, jawadde, dat was diezelfde die daar zo fel van zijn oren maakte over de kapstok op het feestje van een week geleden. Iedereen ging vroeger door dan gepland, zodat de catering én een berispende nota overhielden, én tonnen voedsel, dat normaal nog zou worden opgediend maar moest weggegooid worden. Er was namelijk een zeer groot feest gepland, naar maatstaven van een wereld met maar twee mensen, ter ere van de eerste verjaardag van de Schepping.
Adam en Eva fluisterden onder elkaar en kwamen zo tot het akkoord dat ze zich beiden op de grond zouden werpen, Eva uiteraard pijnlijker dan Adam want iedereen wist dat zij als eerste op het idee kon gekomen zijn een koe te melken, nadat ze had beseft dat na haar zwangerschap ook zij soortgelijke eigenschappen bevatte, en het nog niet eens zo slecht smaakte vond Adam, maar het was toch haar schuld.
Gabriël bleek niet onbewogen door deze acte van nederigheid en staakte zijn betoog. Hij glimlachte minzaam, maakte een kruisteken terwijl hij een zegening prevelde en vloog vervolgens terug het wolkendek in.
Adam en Eva leefden nog behoorlijk lang en gelukkig, ondanks het verbod ooit nog Eden te betreden na de beet in de appel, waarvoor Eva nogmaals pijnlijk neerknielde, doch het baatte deze keer niet. Het leven begon zijn aanvang, evolueerde en revolutioneerde. En plots was daar de koe en Jean die net als Eva had gemerkt dat die koeien ook melk produceerden, en het eveneens ook nog niet zo slecht was als dat van zijn vrouw.
Melkerijen schoten uit de grond en de koe werd gekweekt als ware het onkruid. Voordat de wereld het besefte was er een overbevolking aan koeien, en omdat de consumptie van vlees nog niet uitgevonden was, aten die verdraaide koeien toch wel alle granen op. De mensen wisten niets anders te doen dan de koeien te doden. Maar wat te doen met al die kadavers die daar lagen te rotten?
Piet had daar het perfecte antwoord op gevonden. Als eerbewijs, deels ook om het schuldgevoel, besloot hij het vel van de koeien om zich heen te slaan en zo de geest van het gestorven dier nog een kans te geven zijn vroegtijdig beëindigd bestaan wat te verlengen. Helaas wilden die koeien overal op scherpe rotsen lopen om zo te geraken bij een of andere ongerepte grasvlakte die ze in de verte zagen. Dus kreeg Piet al vlug pijn aan zijn voeten, die open lagen, ook een beetje door de braamstruiken onderweg. Bovendien kreeg hij het er nogal warm van, met al dat koeienvel. Dus bedacht hij dat de koeien het ook wel goed zouden vinden om de dingen praktisch te bekijken. Bijgevolg wond hij het vel enkel rond zijn benen en voeten. Na enige tijd besloot hij de hoeven en hoorns ook weg te laten (’t is niet dat die nog enige nut hadden voor de koeien). Meerdere mensen waren ondertussen zo overvallen door schuldgevoel dat ze net als Piet ook koeienhuid begonnen te dragen rond hun benen. Dat begon wel na een tijdje nogal zwaar te worden door alle drek, dus stilaan werd er hier en daar wat vuil koeienvel weggesneden. Handige Harry, nooit verlegen om wat muntjes te verdienen, vond derhalve de schoen uit, die was licht en kon makkelijk afgeborsteld worden. Al vlug begon heel de wereld schoenen te dragen, want naarmate er meer mensen waren, wilden ze ook steeds meer en verder de wereld verkennen, en daar hoorden scherpe rotsranden en braamstruiken bij! Zo begon de mensenwereld dus uit zijn voegen te groeien. En zoals iedereen weet, waar te veel mensen zijn, wordt gebikkeld! Over kleine zaakjes die algauw uitmondden in grote ruzies, die nog even verderop uitmondden in oorlogen. Soldaten gespten hun schoenen dicht en hakten op elkaar in. Spionnen verbrandden ’s nachts schoeisel van de vijand zodat het andere leger hun gemakkelijk inhaalden en vreselijke, bloederige taferelen veroorzaakten. God keek toe en werd boos. De hemel brak weer open en deze keer verging de wereld(, Adam vond het thans ‘toch zonde van al de melk’).
Gabriël schudde een paar keren zijn hoofd en zei tegen de mensen die in de hemel waren beland: ‘ik had het nog zo gezegd hé! Maar neuh, niemand luistert naar mij, Gabriël, neuh, want ik ben diegene die over alles overdrijft en zaagt! Neuh, Gabriël, die moet je niet serieus nemen. Awel, zie wat er nu van komt! Melk en schoenen, allemaal des duivels!’

Natuurkracht

In elke zucht die jij slaakte, in elk woord dat jij met moeite uitbracht, vond ik een reden om te blijven. De gehaaste schreden van voorbijgangers tikten de maat aan voor de dans die wij nog zouden schuifelen, telden af naar de nacht die wij nog zouden doorbrengen, tesamen. Ik bleef daar omdat, in elke beweging, je het uitschreeuwde bemind te worden. Je wou het niet toegeven, maar je wou me nooit meer kwijt. En ik die in een trance was waarin ik je alles zou hebben gegeven, ik zou je niet alleen hebben gelaten. Je lichaam was gekromd door de onuitspreekbare last, en tegelijk brandde het je voeten. Het vuur laaide zo hoog op dat het ook weer vlug weg was. Je smeulde na. En omdat ik je wou zag ik elke nagloed van passie aan voor een reden om te blijven.
In elk woord dat je niet spreekt, in elke verbittering en emotionele stuiptrekking die uit je geperst wordt, vind ik een reden om nog steeds te blijven. Omdat ik jou wil blijf ik.
Totdat een nieuwe bron is aangeboord en de stroming van mijn wezen verlegd wordt. Totdat een nieuwe dijk van apathie en koppigheid eens te meer mijn loop verandert. Tot dan blijf ik omdat ik automatisch naar jou toe ga en je zeker eens zal vinden, als zijnde de oceaan waarin ik me zowel zal verliezen als thuis zal voelen. Een natuurwet kan je niet tegenhouden.

Panorama

Vreemd dat een mens zich zo eenzaam kan voelen in een wereld waar je al heel veel moeite moet doen om alleen gelaten te worden. Beelden, dromen, miserie, geluiden en gevoelens vliegen je de hele tijd om de oren en niets van dit alles is standvastig en onveranderlijk. In elk ogenblik van tijdsbesef dringt de hele wereld zich aan je op, dwingt je om open te staan voor alles, alles te beleven, alles te zien en zeker geen tijd te verliezen. Elke keer opnieuw.
Vreemd dat een mens zich in een zee van tijd zit en toch nooit een moment vindt om stil te staan. Niemand durft toe te geven dat alles te snel gaat. Alles wordt te druk en in plaats van gas terug te geven en op adem te komen, zetten ze dan nog maar een tandje bij.
En dan ontmoet je iemand op een moment dat je geen tijd dacht te hebben. En plots zit de wereld toch zo simpel in elkaar, zo logisch en helemaal niet te veel om te begrijpen.

Zodoende dat je beiden die kolkende stroming van het leven tegemoet kunt gaan, of dat jullie gewoon beiden even ter plekke een wandeling maken en van het uitzicht genieten.
Kent men dat nog, een uitzicht?

Strafbaar

In ons adagio voor wat wij eens tentoonspreiden, waren we vergeten dat kinderen ooit opgroeien. Als twee dartelende veulens wentelden we ons door het hedendaagse plebs in een, wat voor ons zo voorkwam, banale wereld. We kirden, we giechelden en we speelden tikkertje. In mijn liefde voor jou voelde ik me ongeremd en ongeblust. En plots groeide ik op en verwerd mijn liefde tot iets met een grotere achterban. Het vlakke kartonnen bord, als metafoor voor mijn liefdeservaring en eenzelfde betuiging, werd gerijpt met een beetje bitterheid, cynisme en scepticisme. Een reden te meer om euforisch te zijn over ons, omdat dit alles mij niet weerhield te kirren en gibberen samen met jou, als ware we kleine kinderen.
En dan eindigde het, en bleek mijn bitterheid het toch te winnen van het enthousiasme. Die verbitterdheid vergrootte niet maar werd enkel bevestigd in zijn bestaan.
Doch jij bleef rustig voort dartelen en ongeblust zijn. Je kinderlijkheid verried een zekere ééndimensionale ruimte achter je lach als een papieren kladblad. En bij ieder nieuw contact flappert het in de wind van mijn zuchten, al dan niet weeklagen. Die kinderlijkheid was op vele vlakken te interpreteren, ondanks je volwassen lichaam. Je gedrag doet mij voelen als een pedofiel. Strafbaar en vereenzaamd in mijn wens. Na jou ben ik vies van mezelf geworden.

Prikkel

Prik. Prik.
Prik. Ik wil je prikk(el)en. Deze in waanzin gedepte drama zal zeker voldoen aan de eisen van de jury. Akkoord, het is geen Shakespaere, Kawabata of Tolstoj, daarvoor zijn we te onbekend in de enorme woordenschat die de bevoordeelde mens behoort te kennen. Maar het is wel meeslepend en -sleurend in deze ongepolijste vorm. Die ruwe rauwheid is dan ook de kern van dit verslavend wonder van een schouwspel. Die ruwheid smaakt naar meer en… feller, heftiger. We hitsen onszelf op. Zie, het bloed langs onze vingers als we ons steeds aan elkander openrijten, wetende dat ooit die oneffenheden weg zullen gaan, als we gewoon maar zouden volhouden, elkaar blijven pijn doen. Elkaar blijven pijn doen, ook al zijn er nog wachtenden achter ons en je geen straf opwacht als je terug in de wachtrij aansluit.
Maar wij rusten nooit hé? Koppig en vastberaden blijven we krabben, door elkander en zo ook door ons heen. Wij zijn de wakers in de nacht en winnaars op de dag, net zo aanwezig en onontkombaar als een wet van Newton.
Bots, tegen de muur. Wij blijven elkaar bestoken met onze wensen, hoop en eigenaardigheden terwijl er een dikke muur tussen ons heen geplaatst staat. Door wie of wat is die er eigenlijk gezet? Het is duidelijk een grens tussen ons beiden. Dus misschien een beetje van beiden? Natuurlijk is een muur niet onoverkomelijk, mensen leren hoe ze dikke planken kapotslaan met hun blote hand. Mits volharding. Eén enkele, menselijke hand zou bijgevolg voldoende zijn om heel die afstand tussen ons te overbruggen. Wat maakt die hand menselijk, het woord zélf of het gevoel erachter? Maakt die menselijkheid je week vanbinnen of doet het je denken aan een vuurdoop van de bittere pil genaamd ‘ons’? De volharding door het hooglaaiende vuur is een gegeven en het weeft een rode korst van opgedroogde bloedspatten achter ons. We geraken er wel. Ook al bloeden we dood.
Is er geen leermeester in 'obstakels verwijderen’ in de buurt?
Slaap, slaap dan toch in je zachte bed. Rust uit en genees van al die verwondingen die je jezelf hebt aangedaan. Die nagels van je tot pulp herleide hand zullen wel weer in orde komen, en littekens zijn niet zo onoverkomelijk lelijk. Laat die muur voor wat het is, laat die ruwe, prikkende huid daar staan, die zou zelfs de koude snijden, dus geen zorgen. Het zal niet weglopen. Het getuigt niet van zwakte om te stoppen, wijsheid laat zich niet meten in krachtpatserij. Laat die tijd maar voorbijgaan, mettertijd brokkelt en slijt toch alles af, we komen er wel. Rust en geniet. We komen er wel. Natuurkrachten winnen altijd op het einde.

Wat gebeurt er als twee natuurkrachten met elkaar in conflict gaan?

dinsdag 29 april 2008

Zevende gebod

‘Ze zei me dat ik het wel zou weten.’
‘Ik werd wakker, ze huilde.’
‘Neen, geen idee.’
‘Ik raakte vervolgens haar schouder aan, maar ze reageerde er niet op. Het was alsof ik buiten haar wereld stond.’
‘Ik had me nog nooit zo alleen gevoeld.’
‘Ik weet het. Nu vind ik het ook belachelijk, maar ik begon dus eveneens te huilen. En van zodra de eerste traan langs mijn wang liep, voelde ik haar koele hand de traan wegvegen.’
‘Ik zal dat gevoel nooit meer vergeten. Zulke geborgenheid, geconcentreerd in één hand, het was alsof... Het was een vorm van nirvana…’
‘Dat was alles. Ze stond daarna boos op en ging weg. Ik vroeg haar ‘wat nu?’, maar ze antwoordde me dus dat ik het wel zou weten.’
‘Neen.’
‘Ik dacht dat jij me wel zou kunnen vertellen wat ik zou moeten weten.’
‘Daar ben je mis in. Ik weet het namelijk al.’
‘Van zodra ik herinnerde hoe zij aanvoelde, het je vertelde en je blik zag.’
‘Je hoeft me zo niet schuldig aan te kijken. Zij weet het blijkbaar, jij weet het, en nu weet ik het ook. We zijn weer gelijken van elkander.’
‘Ja.’
‘Ik weet nu dat ik haar bedrieg.’
‘Door hier te komen.’

vrijdag 15 februari 2008

Aap

Begeren Een functie van verlangen gaande naar oneindig. Een wiskunde logica uitgaande van de mens.
Ik begeer je, het bewijs van mijn humaniteit. Ik wil namelijk steeds meer van je, meer dan verlangen; ik wil jou onbegrensd hebben. (In) Eindeloosheid…
Het feit dat ik jou begeer bevestigt jou in je grenzeloosheid, erkent jou in je onvatbaarheid. In de gemeenschap van mensen als aparte kernen van identiteiten, subjecten verschijnend als objecten aan elkander, in die gemeenschap ben ik in staat jou te erkennen in jouw identiteit, jij als mijn kern. Niet ik. In je subjectiviteit voor mij loert de onmacht van anderen. Zij zien je als object, losstaand in een woelige massa, komend en gaan. Soms een ophoping, maar naarmate de tijd zich voortspoedt, blijft er enkel een constante stroom achter van objectiviteit. Doch ik zíe én vóel én rúik én hóór en terwijl ik het/je vasthoud zie ik mijn begeerte; het is/je bent overal in oneindigheid. In hoeverre kan een mens zich zo openstellen naar de buitenwereld zoals ik doe naar jou? Ik kan alles begrijpen door deze gewaarheid, manipuleren. Macht.
In een onvervulbaar verlangen, een onontkombare behoefte zie ik jou als mens. En terwijl mijn oneindigheid zich uitstrekt naar de jouwe vervult de begeerte zich met nog meer verlangen.

Jij Bent Mijn Begeerte. Een groots geschenk, je bent nu volledig een mens. Wees blij.

Een machtig mens begeert je, dat betekent dat je die macht ook binnen handbereik hebt.
Schrikt je dat af?
Wil je anders machteloos blijven? Wil je de verantwoordelijkheid voor je leven niet opnemen, wil je niet begeren? Wil je dan enkel bevredigbare verlangens koesteren?
Verlangens maken je geen mens, maar een dier. Een impuls die volgt na de ander, honger, slaap, dorst.
Begeerte laat jou toetreden tot de mensheid, want enkel hierin overstijgt de mens al de rest, zijn uniek criterium dat zo bepalend is. De macht via begeerte.


En jij kiest het weids landschap, mijn primitief aapje.

maandag 28 januari 2008

Sterdom (2)

- Een ster? Sterren moeten schijnen! Die moogt ge niet beklemmen en tegenhouden... Dus ga en de kant en kijk naar mij.

~ Sterren? Die zijn er, enkel en alleen, om mij te plezieren.

dinsdag 22 januari 2008

Sterdom

Je doet me zo klein voelen. Zo klein.

Zo nietig. Zo omringd. door Alles
en Niets.

Zo klein.

En toch tegelijkertijd…
Zo klein in tegelijkertijd zo’n pietluttig universum.

maandag 21 januari 2008

Drieslagstelsel

Afwisseling. Je dacht dat je afwisseling nodig had. Je kwam naar mij.
En in zorgzaamheid nam ik je op. Ik haalde het beste in je naar boven. Het maximum. Maar een tijd later: jij kon niet meer mee. Het tempo was te hoog en ik schreed voor je uit. Je schreeuwde me toe om trager te gaan, dus temperde ik mezelf, hield me in. In wat volgde werd het duidelijk:
Je was nog steeds vol belofte maar hier en daar waren al enkele oogopslagen verwelkt, tedere bloemenblaadjes die uitmonden in… niets. Dat lot leek je ten deel zijn gevallen. Geen sappige vruchten.
Het was niet meer nieuw, het was niet meer opwindend. De sleur brak aan. Het bloemenbed maakte plaats voor een grazige weide. Stugge heideplanten. Ik als een eenzame herder, trachtend je te onderhouden, te voeden, te koesteren. Het bracht na een tijd niets meer op. Frustratie brak aan, en zo ook mijn laatste redmiddel: Ik legde je braak. In je sociaal isolement rijpte je terug aan, vol onkruid overwoekerd. Alleen, eenzaam. In een cocon van herinneringen bleef je in foetushouding wachten. Opdat je daarna weer het beste uit jezelf kunt halen. Met vervaagde herinneringen zou je dan weer naar afwisseling zoeken. Ik zou je het nieuwe beste geven. Ik zou je onderhouden. Ik zou je alleen laten. Ik zou je het beste geven.