vrijdag 30 november 2007

Existentialisme

Ken jij dat soort vogel, dat roept met schrille stem, hoog in de lucht? Zo schril dat zij niet ver reikt maar de vogel geeft er zo een kracht achter, de volledige inhoud van zijn longen ten toon spreidend, dat mén het hoort. Mén, ver onder hem. Een massa van nietszeggende mensen, objecten in de zee van vogelachtige subjectiviteit.
Spontaan begint een meisje te huilen van ontroering. Ze weet niet waarom maar elke keer als die vogel daar in de lucht hangt barst ze, onbewust van de geluidsgolven die ze ontvangt. Hamer geruisloos tegen aambeeld. De roep van vrijheid.
De vogel, vliegt hoog in de lucht en er is iets in hem dat hem ontastbaar maakt. Een ijle weerspiegeling van aardse hoop? De vogel met zijn vleugels ver uit elkaar, gespreid, op de wind. Donkere veren, lichte glans, donkere ogen, passievol, bewust, zelfzeker, vertrouwd, vertrouwend, betrouwbaar, vrij.

De vrijheid, bewust van je daden in teken van je omgeving. Het is de altijd aanwezige “l’embarras du choix”. Zoals voorheen even onvoorstelbaar zwaar om dat recht van vrijheid te dragen. Jij alleen, niet anderen. Jij alleen die draagt. Jij alleen die jij bepaalt. Jij alleen die anderen kan bepalen. Hun betekenis. Hun reikwijdte. Hun erfenis. Jouw gevoelens. Jouw schaamte. Jouw hartzeer.

Vrijheid. De ondraaglijkheid van verantwoordelijk. En het meisje weent, de vogel vliegt.
Majestueuze bewegingen van vleugelslagen, klapwiekend in het leven.

zondag 25 november 2007

Immanentie

Hé jij daar.
... (zie je de drie aarzelende puntjes? Een ingehouden, virtuele adem?)

Ik wacht op je.
Tot je zegt: 'Kom', (dat gebod, dat niet eindigt op een punt. Zodat ik kan blijven komen naar jou/Als een geslagen hond)

Win mijn vertrouwen terug. Win mij terug. (/Alsof mijn vertrouwen alles is wat er nog rest van wat ik je kan bieden)
Hoe kwam het weer dat je het niet hebt? Mij en mijn vertrouwen?

Zeg 'Kom'. Zie de hoofdletter. Het woord omhelst meer dan enkel de drie letters, één lettergreep. Het is de transcendentie van het 'reiken naar'. Het is terecht zijn. Een hand in een ander. Het is vastklampen aan het gevondene. Zonder zelfs bewust te zijn dat je zocht.
Je zoekt mij /en je hoeft enkel die klank...
te fluisteren

in een akkoord van gemis, verlangen en vertrouwen geven. Naar jou, niet mij.
Ik ben in jou. Als een God en een duivel tegelijk.

vrijdag 2 november 2007

Gewaarwording

En toen ik die hand zag dalen, haar gekromde rug, omlaag, herinnerde ik me dat ook ik daar eens stond. Ik zou moeten weten hoe jouw hand mij beroerde. Het enige dat ik toen voelde echter, toen jouw hand op haar lag, was de wens jou niet te kennen. De opleving van wellust wiste het genoegen van herinnering uit en bracht enkel die weeë geur van zonde mee. In het totaalbeeld dat ik kreeg van die hand op haar rug, die arm, die schouder, die hals en ook dat gezicht, klaarde de mist op en zag ik dat er niets achter zat. Mijn herinneringen vulden eens in wat er ontbrak…

De mist bleek het mysterie zelf te zijn, als belichaming van mijn hoop en verlangen. De hand ontsnapte aan de geheimzinnigheid en plots bleek ook al de rest rond me opgeklaard te zijn. Ginder lag de weg die ik zocht.

Nog nooit klonk het geluid van knerpend zand zo dicht bij mijn oor. Ik werd gewaar.