zondag 17 augustus 2008

Gabriël

De hemel brak open en de engel Gabriël daalde neer en neder op zijn knieën alvorens van wal te steken over de voordelen van het veganisme en dat de mens zijn lippen toch zeker niet gemaakt zijn om te zuigen aan de uier van een koe. Prekend met een aanmanende vinger wees hij naar Eva haar borsten: ‘Voor de kleine kinders; Ja! Maar jullie, volwassen, volgroeide creaties naar Gods evenbeeld; Neen!’ Hij sprak de hoofdletters hoorbaar uit. ‘Zien jullie God al aan de tepels van een koe of een geit hangen? Neen! Melk staat voor pure blasfemie!’ Alsof een dier de mens de weg naar goed eten zou tonen door te zwaaien met volle uiers, die bestemd zijn voor jonge kalveren. Een dier heeft geen menselijke eigenschappen en kan edoch niet tonen. Tonen implementeert toch een zeker eigenbewustzijn, tonen implementeert dat er iets buiten het ‘ik’ bestaat, een ware erkenning van de wereld! Tonen is de belofte op kunst, beeldhouwwerken en schilderijen. Een puur menselijke eigenschap. Neen, die melk die daar in dat beest zit zou een zekere ondergang met zich meebrengen. Het is als het ware een verbond met die dieren, dieren die niet kunnen tonen! En om een verbond te sluiten met dieren die enkel soortgenoten herkennen, dat impliceert dat de mens net als de koe moet worden! Want wat kent een koe anders dan zijn soortgenoten als zijnde iets anders buiten zichzelf, afgezien van eten en drinken, die vooral daar zijn wegens de zekere behoefte. Soortgenoten zijn er niet wegens een ultranoodzakelijke behoefte, neen, ze zijn er, en ze leven samen in een kudde. Maar waar was ik weer? Juist, een koe kent énkel andere kóeien als zijnde andere personae met wie ze eventueel een verbond kunnen sluiten. Met andere woorden: verwerpen jullie Gods evenbeeld door een koe te worden of imiteren? Ach en wee!’
Tijdens deze heuse retoriek keken Adam en Eva elkander aan. Dit zou eeuwen kunnen duren, want die Gabriël, jawadde, dat was diezelfde die daar zo fel van zijn oren maakte over de kapstok op het feestje van een week geleden. Iedereen ging vroeger door dan gepland, zodat de catering én een berispende nota overhielden, én tonnen voedsel, dat normaal nog zou worden opgediend maar moest weggegooid worden. Er was namelijk een zeer groot feest gepland, naar maatstaven van een wereld met maar twee mensen, ter ere van de eerste verjaardag van de Schepping.
Adam en Eva fluisterden onder elkaar en kwamen zo tot het akkoord dat ze zich beiden op de grond zouden werpen, Eva uiteraard pijnlijker dan Adam want iedereen wist dat zij als eerste op het idee kon gekomen zijn een koe te melken, nadat ze had beseft dat na haar zwangerschap ook zij soortgelijke eigenschappen bevatte, en het nog niet eens zo slecht smaakte vond Adam, maar het was toch haar schuld.
Gabriël bleek niet onbewogen door deze acte van nederigheid en staakte zijn betoog. Hij glimlachte minzaam, maakte een kruisteken terwijl hij een zegening prevelde en vloog vervolgens terug het wolkendek in.
Adam en Eva leefden nog behoorlijk lang en gelukkig, ondanks het verbod ooit nog Eden te betreden na de beet in de appel, waarvoor Eva nogmaals pijnlijk neerknielde, doch het baatte deze keer niet. Het leven begon zijn aanvang, evolueerde en revolutioneerde. En plots was daar de koe en Jean die net als Eva had gemerkt dat die koeien ook melk produceerden, en het eveneens ook nog niet zo slecht was als dat van zijn vrouw.
Melkerijen schoten uit de grond en de koe werd gekweekt als ware het onkruid. Voordat de wereld het besefte was er een overbevolking aan koeien, en omdat de consumptie van vlees nog niet uitgevonden was, aten die verdraaide koeien toch wel alle granen op. De mensen wisten niets anders te doen dan de koeien te doden. Maar wat te doen met al die kadavers die daar lagen te rotten?
Piet had daar het perfecte antwoord op gevonden. Als eerbewijs, deels ook om het schuldgevoel, besloot hij het vel van de koeien om zich heen te slaan en zo de geest van het gestorven dier nog een kans te geven zijn vroegtijdig beëindigd bestaan wat te verlengen. Helaas wilden die koeien overal op scherpe rotsen lopen om zo te geraken bij een of andere ongerepte grasvlakte die ze in de verte zagen. Dus kreeg Piet al vlug pijn aan zijn voeten, die open lagen, ook een beetje door de braamstruiken onderweg. Bovendien kreeg hij het er nogal warm van, met al dat koeienvel. Dus bedacht hij dat de koeien het ook wel goed zouden vinden om de dingen praktisch te bekijken. Bijgevolg wond hij het vel enkel rond zijn benen en voeten. Na enige tijd besloot hij de hoeven en hoorns ook weg te laten (’t is niet dat die nog enige nut hadden voor de koeien). Meerdere mensen waren ondertussen zo overvallen door schuldgevoel dat ze net als Piet ook koeienhuid begonnen te dragen rond hun benen. Dat begon wel na een tijdje nogal zwaar te worden door alle drek, dus stilaan werd er hier en daar wat vuil koeienvel weggesneden. Handige Harry, nooit verlegen om wat muntjes te verdienen, vond derhalve de schoen uit, die was licht en kon makkelijk afgeborsteld worden. Al vlug begon heel de wereld schoenen te dragen, want naarmate er meer mensen waren, wilden ze ook steeds meer en verder de wereld verkennen, en daar hoorden scherpe rotsranden en braamstruiken bij! Zo begon de mensenwereld dus uit zijn voegen te groeien. En zoals iedereen weet, waar te veel mensen zijn, wordt gebikkeld! Over kleine zaakjes die algauw uitmondden in grote ruzies, die nog even verderop uitmondden in oorlogen. Soldaten gespten hun schoenen dicht en hakten op elkaar in. Spionnen verbrandden ’s nachts schoeisel van de vijand zodat het andere leger hun gemakkelijk inhaalden en vreselijke, bloederige taferelen veroorzaakten. God keek toe en werd boos. De hemel brak weer open en deze keer verging de wereld(, Adam vond het thans ‘toch zonde van al de melk’).
Gabriël schudde een paar keren zijn hoofd en zei tegen de mensen die in de hemel waren beland: ‘ik had het nog zo gezegd hé! Maar neuh, niemand luistert naar mij, Gabriël, neuh, want ik ben diegene die over alles overdrijft en zaagt! Neuh, Gabriël, die moet je niet serieus nemen. Awel, zie wat er nu van komt! Melk en schoenen, allemaal des duivels!’

Natuurkracht

In elke zucht die jij slaakte, in elk woord dat jij met moeite uitbracht, vond ik een reden om te blijven. De gehaaste schreden van voorbijgangers tikten de maat aan voor de dans die wij nog zouden schuifelen, telden af naar de nacht die wij nog zouden doorbrengen, tesamen. Ik bleef daar omdat, in elke beweging, je het uitschreeuwde bemind te worden. Je wou het niet toegeven, maar je wou me nooit meer kwijt. En ik die in een trance was waarin ik je alles zou hebben gegeven, ik zou je niet alleen hebben gelaten. Je lichaam was gekromd door de onuitspreekbare last, en tegelijk brandde het je voeten. Het vuur laaide zo hoog op dat het ook weer vlug weg was. Je smeulde na. En omdat ik je wou zag ik elke nagloed van passie aan voor een reden om te blijven.
In elk woord dat je niet spreekt, in elke verbittering en emotionele stuiptrekking die uit je geperst wordt, vind ik een reden om nog steeds te blijven. Omdat ik jou wil blijf ik.
Totdat een nieuwe bron is aangeboord en de stroming van mijn wezen verlegd wordt. Totdat een nieuwe dijk van apathie en koppigheid eens te meer mijn loop verandert. Tot dan blijf ik omdat ik automatisch naar jou toe ga en je zeker eens zal vinden, als zijnde de oceaan waarin ik me zowel zal verliezen als thuis zal voelen. Een natuurwet kan je niet tegenhouden.

Panorama

Vreemd dat een mens zich zo eenzaam kan voelen in een wereld waar je al heel veel moeite moet doen om alleen gelaten te worden. Beelden, dromen, miserie, geluiden en gevoelens vliegen je de hele tijd om de oren en niets van dit alles is standvastig en onveranderlijk. In elk ogenblik van tijdsbesef dringt de hele wereld zich aan je op, dwingt je om open te staan voor alles, alles te beleven, alles te zien en zeker geen tijd te verliezen. Elke keer opnieuw.
Vreemd dat een mens zich in een zee van tijd zit en toch nooit een moment vindt om stil te staan. Niemand durft toe te geven dat alles te snel gaat. Alles wordt te druk en in plaats van gas terug te geven en op adem te komen, zetten ze dan nog maar een tandje bij.
En dan ontmoet je iemand op een moment dat je geen tijd dacht te hebben. En plots zit de wereld toch zo simpel in elkaar, zo logisch en helemaal niet te veel om te begrijpen.

Zodoende dat je beiden die kolkende stroming van het leven tegemoet kunt gaan, of dat jullie gewoon beiden even ter plekke een wandeling maken en van het uitzicht genieten.
Kent men dat nog, een uitzicht?

Strafbaar

In ons adagio voor wat wij eens tentoonspreiden, waren we vergeten dat kinderen ooit opgroeien. Als twee dartelende veulens wentelden we ons door het hedendaagse plebs in een, wat voor ons zo voorkwam, banale wereld. We kirden, we giechelden en we speelden tikkertje. In mijn liefde voor jou voelde ik me ongeremd en ongeblust. En plots groeide ik op en verwerd mijn liefde tot iets met een grotere achterban. Het vlakke kartonnen bord, als metafoor voor mijn liefdeservaring en eenzelfde betuiging, werd gerijpt met een beetje bitterheid, cynisme en scepticisme. Een reden te meer om euforisch te zijn over ons, omdat dit alles mij niet weerhield te kirren en gibberen samen met jou, als ware we kleine kinderen.
En dan eindigde het, en bleek mijn bitterheid het toch te winnen van het enthousiasme. Die verbitterdheid vergrootte niet maar werd enkel bevestigd in zijn bestaan.
Doch jij bleef rustig voort dartelen en ongeblust zijn. Je kinderlijkheid verried een zekere ééndimensionale ruimte achter je lach als een papieren kladblad. En bij ieder nieuw contact flappert het in de wind van mijn zuchten, al dan niet weeklagen. Die kinderlijkheid was op vele vlakken te interpreteren, ondanks je volwassen lichaam. Je gedrag doet mij voelen als een pedofiel. Strafbaar en vereenzaamd in mijn wens. Na jou ben ik vies van mezelf geworden.

Prikkel

Prik. Prik.
Prik. Ik wil je prikk(el)en. Deze in waanzin gedepte drama zal zeker voldoen aan de eisen van de jury. Akkoord, het is geen Shakespaere, Kawabata of Tolstoj, daarvoor zijn we te onbekend in de enorme woordenschat die de bevoordeelde mens behoort te kennen. Maar het is wel meeslepend en -sleurend in deze ongepolijste vorm. Die ruwe rauwheid is dan ook de kern van dit verslavend wonder van een schouwspel. Die ruwheid smaakt naar meer en… feller, heftiger. We hitsen onszelf op. Zie, het bloed langs onze vingers als we ons steeds aan elkander openrijten, wetende dat ooit die oneffenheden weg zullen gaan, als we gewoon maar zouden volhouden, elkaar blijven pijn doen. Elkaar blijven pijn doen, ook al zijn er nog wachtenden achter ons en je geen straf opwacht als je terug in de wachtrij aansluit.
Maar wij rusten nooit hé? Koppig en vastberaden blijven we krabben, door elkander en zo ook door ons heen. Wij zijn de wakers in de nacht en winnaars op de dag, net zo aanwezig en onontkombaar als een wet van Newton.
Bots, tegen de muur. Wij blijven elkaar bestoken met onze wensen, hoop en eigenaardigheden terwijl er een dikke muur tussen ons heen geplaatst staat. Door wie of wat is die er eigenlijk gezet? Het is duidelijk een grens tussen ons beiden. Dus misschien een beetje van beiden? Natuurlijk is een muur niet onoverkomelijk, mensen leren hoe ze dikke planken kapotslaan met hun blote hand. Mits volharding. Eén enkele, menselijke hand zou bijgevolg voldoende zijn om heel die afstand tussen ons te overbruggen. Wat maakt die hand menselijk, het woord zélf of het gevoel erachter? Maakt die menselijkheid je week vanbinnen of doet het je denken aan een vuurdoop van de bittere pil genaamd ‘ons’? De volharding door het hooglaaiende vuur is een gegeven en het weeft een rode korst van opgedroogde bloedspatten achter ons. We geraken er wel. Ook al bloeden we dood.
Is er geen leermeester in 'obstakels verwijderen’ in de buurt?
Slaap, slaap dan toch in je zachte bed. Rust uit en genees van al die verwondingen die je jezelf hebt aangedaan. Die nagels van je tot pulp herleide hand zullen wel weer in orde komen, en littekens zijn niet zo onoverkomelijk lelijk. Laat die muur voor wat het is, laat die ruwe, prikkende huid daar staan, die zou zelfs de koude snijden, dus geen zorgen. Het zal niet weglopen. Het getuigt niet van zwakte om te stoppen, wijsheid laat zich niet meten in krachtpatserij. Laat die tijd maar voorbijgaan, mettertijd brokkelt en slijt toch alles af, we komen er wel. Rust en geniet. We komen er wel. Natuurkrachten winnen altijd op het einde.

Wat gebeurt er als twee natuurkrachten met elkaar in conflict gaan?