dinsdag 29 april 2008

Zevende gebod

‘Ze zei me dat ik het wel zou weten.’
‘Ik werd wakker, ze huilde.’
‘Neen, geen idee.’
‘Ik raakte vervolgens haar schouder aan, maar ze reageerde er niet op. Het was alsof ik buiten haar wereld stond.’
‘Ik had me nog nooit zo alleen gevoeld.’
‘Ik weet het. Nu vind ik het ook belachelijk, maar ik begon dus eveneens te huilen. En van zodra de eerste traan langs mijn wang liep, voelde ik haar koele hand de traan wegvegen.’
‘Ik zal dat gevoel nooit meer vergeten. Zulke geborgenheid, geconcentreerd in één hand, het was alsof... Het was een vorm van nirvana…’
‘Dat was alles. Ze stond daarna boos op en ging weg. Ik vroeg haar ‘wat nu?’, maar ze antwoordde me dus dat ik het wel zou weten.’
‘Neen.’
‘Ik dacht dat jij me wel zou kunnen vertellen wat ik zou moeten weten.’
‘Daar ben je mis in. Ik weet het namelijk al.’
‘Van zodra ik herinnerde hoe zij aanvoelde, het je vertelde en je blik zag.’
‘Je hoeft me zo niet schuldig aan te kijken. Zij weet het blijkbaar, jij weet het, en nu weet ik het ook. We zijn weer gelijken van elkander.’
‘Ja.’
‘Ik weet nu dat ik haar bedrieg.’
‘Door hier te komen.’