maandag 27 oktober 2008

Blindheid

Ik ben blind. Je had het me al jaren geleden gezegd, maar toen was ik doof. En nu, bij elk woord dat ik van je hoor –eindelijk ben ik een beetje opgegroeid-, vervaagt de scherpte van jouw contouren. Ik mis je oren. Ogen. Neus. Kin. Vingers.
Bovenal kan ik niet meer zien wat je me probeert aan te wijzen. Zo duidelijk voor velen, maar wat voor mij een grijze, vormloze massa is, is een afscheiding tussen twee werelden. Ik leef maar in één (is er elders nog leven)? Voelen kan ik nog, maar ik ben bang voor het onbekende, dus tast ik niet af, bang me te schaven. Mijn tastzin: liever niet gebruiken in plaats van de kans te lopen het kapot te maken, bewonderbaar voor velen onder een glazen stolp. Ik wacht af, altijd met dezelfde onzekerheid, toch één klein stapje dichterbij, maar het lijkt nog steeds even ver, even vormloos en ongedefinieerd.
Ik vorder niet en jij roept me toe om te komen kijken, mij vertrouwend op mijn eerlijkheid. ‘Het is prachtig!’ En ik knik maar in de richting van het geluid.
Ik zie het niet. De scheiding van die twee werelden niet, en ook de andere wereld niet. Voor mij lijkt alles één grote waas vol alles, zonder grenzen, en ook geen stoptekens om je te waarschuwen voor een afgrond. Moet ik blijven zitten, ronddwalen op mijn eentje, of het je bekennen en afwachten of jij mijn gids gaat zijn? En wat als mijn verteller, mijn oren niet meer mijn ogen kunnen zijn, moet ik dan onder die stolp vandaan?

Geen opmerkingen: