- Een ster? Sterren moeten schijnen! Die moogt ge niet beklemmen en tegenhouden... Dus ga en de kant en kijk naar mij.
~ Sterren? Die zijn er, enkel en alleen, om mij te plezieren.
maandag 28 januari 2008
dinsdag 22 januari 2008
Sterdom
Je doet me zo klein voelen. Zo klein.
Zo nietig. Zo omringd. door Alles
en Niets.
Zo klein.
En toch tegelijkertijd…
Zo klein in tegelijkertijd zo’n pietluttig universum.
Zo nietig. Zo omringd. door Alles
en Niets.
Zo klein.
En toch tegelijkertijd…
Zo klein in tegelijkertijd zo’n pietluttig universum.
maandag 21 januari 2008
Drieslagstelsel
Afwisseling. Je dacht dat je afwisseling nodig had. Je kwam naar mij.
En in zorgzaamheid nam ik je op. Ik haalde het beste in je naar boven. Het maximum. Maar een tijd later: jij kon niet meer mee. Het tempo was te hoog en ik schreed voor je uit. Je schreeuwde me toe om trager te gaan, dus temperde ik mezelf, hield me in. In wat volgde werd het duidelijk:
Je was nog steeds vol belofte maar hier en daar waren al enkele oogopslagen verwelkt, tedere bloemenblaadjes die uitmonden in… niets. Dat lot leek je ten deel zijn gevallen. Geen sappige vruchten.
Het was niet meer nieuw, het was niet meer opwindend. De sleur brak aan. Het bloemenbed maakte plaats voor een grazige weide. Stugge heideplanten. Ik als een eenzame herder, trachtend je te onderhouden, te voeden, te koesteren. Het bracht na een tijd niets meer op. Frustratie brak aan, en zo ook mijn laatste redmiddel: Ik legde je braak. In je sociaal isolement rijpte je terug aan, vol onkruid overwoekerd. Alleen, eenzaam. In een cocon van herinneringen bleef je in foetushouding wachten. Opdat je daarna weer het beste uit jezelf kunt halen. Met vervaagde herinneringen zou je dan weer naar afwisseling zoeken. Ik zou je het nieuwe beste geven. Ik zou je onderhouden. Ik zou je alleen laten. Ik zou je het beste geven.
En in zorgzaamheid nam ik je op. Ik haalde het beste in je naar boven. Het maximum. Maar een tijd later: jij kon niet meer mee. Het tempo was te hoog en ik schreed voor je uit. Je schreeuwde me toe om trager te gaan, dus temperde ik mezelf, hield me in. In wat volgde werd het duidelijk:
Je was nog steeds vol belofte maar hier en daar waren al enkele oogopslagen verwelkt, tedere bloemenblaadjes die uitmonden in… niets. Dat lot leek je ten deel zijn gevallen. Geen sappige vruchten.
Het was niet meer nieuw, het was niet meer opwindend. De sleur brak aan. Het bloemenbed maakte plaats voor een grazige weide. Stugge heideplanten. Ik als een eenzame herder, trachtend je te onderhouden, te voeden, te koesteren. Het bracht na een tijd niets meer op. Frustratie brak aan, en zo ook mijn laatste redmiddel: Ik legde je braak. In je sociaal isolement rijpte je terug aan, vol onkruid overwoekerd. Alleen, eenzaam. In een cocon van herinneringen bleef je in foetushouding wachten. Opdat je daarna weer het beste uit jezelf kunt halen. Met vervaagde herinneringen zou je dan weer naar afwisseling zoeken. Ik zou je het nieuwe beste geven. Ik zou je onderhouden. Ik zou je alleen laten. Ik zou je het beste geven.
woensdag 12 december 2007
Oororgasme
Ik wil even melden dat dit alles een test is. De test van het leven. Geraak je ontroerd van het timbre? Komt de maat van de golven overeen met jouw ademstoot?
Als dat zo is, verdwijn dan.
Want het zou je adem moeten benemen. Je laten stikken. Het laat je je einde zien terwijl je er nog lang niet bent. De euforie van het scheppen, overheersen en doden. Het is een God en ik kan niet anders dan mijn adem inhouden.
Hoe kan iets zo wereldlijks, universeel, eerlijk, ruw, elegant, gemeenschappelijk, zo aards... zo hemels zijn? Het is het allesomvattende.
Is het een gift? Is het een resterend kruimeltje van Gods heilig brood? Is het een straf?
Wat is het, dat mij zo raakt? Wat is het dat het mij zo machtig en zo slaafs doet voelen?
Als dat zo is, verdwijn dan.
Want het zou je adem moeten benemen. Je laten stikken. Het laat je je einde zien terwijl je er nog lang niet bent. De euforie van het scheppen, overheersen en doden. Het is een God en ik kan niet anders dan mijn adem inhouden.
Hoe kan iets zo wereldlijks, universeel, eerlijk, ruw, elegant, gemeenschappelijk, zo aards... zo hemels zijn? Het is het allesomvattende.
Is het een gift? Is het een resterend kruimeltje van Gods heilig brood? Is het een straf?
Wat is het, dat mij zo raakt? Wat is het dat het mij zo machtig en zo slaafs doet voelen?
vrijdag 30 november 2007
Existentialisme
Ken jij dat soort vogel, dat roept met schrille stem, hoog in de lucht? Zo schril dat zij niet ver reikt maar de vogel geeft er zo een kracht achter, de volledige inhoud van zijn longen ten toon spreidend, dat mén het hoort. Mén, ver onder hem. Een massa van nietszeggende mensen, objecten in de zee van vogelachtige subjectiviteit.
Spontaan begint een meisje te huilen van ontroering. Ze weet niet waarom maar elke keer als die vogel daar in de lucht hangt barst ze, onbewust van de geluidsgolven die ze ontvangt. Hamer geruisloos tegen aambeeld. De roep van vrijheid.
De vogel, vliegt hoog in de lucht en er is iets in hem dat hem ontastbaar maakt. Een ijle weerspiegeling van aardse hoop? De vogel met zijn vleugels ver uit elkaar, gespreid, op de wind. Donkere veren, lichte glans, donkere ogen, passievol, bewust, zelfzeker, vertrouwd, vertrouwend, betrouwbaar, vrij.
De vrijheid, bewust van je daden in teken van je omgeving. Het is de altijd aanwezige “l’embarras du choix”. Zoals voorheen even onvoorstelbaar zwaar om dat recht van vrijheid te dragen. Jij alleen, niet anderen. Jij alleen die draagt. Jij alleen die jij bepaalt. Jij alleen die anderen kan bepalen. Hun betekenis. Hun reikwijdte. Hun erfenis. Jouw gevoelens. Jouw schaamte. Jouw hartzeer.
Vrijheid. De ondraaglijkheid van verantwoordelijk. En het meisje weent, de vogel vliegt.
Majestueuze bewegingen van vleugelslagen, klapwiekend in het leven.
Spontaan begint een meisje te huilen van ontroering. Ze weet niet waarom maar elke keer als die vogel daar in de lucht hangt barst ze, onbewust van de geluidsgolven die ze ontvangt. Hamer geruisloos tegen aambeeld. De roep van vrijheid.
De vogel, vliegt hoog in de lucht en er is iets in hem dat hem ontastbaar maakt. Een ijle weerspiegeling van aardse hoop? De vogel met zijn vleugels ver uit elkaar, gespreid, op de wind. Donkere veren, lichte glans, donkere ogen, passievol, bewust, zelfzeker, vertrouwd, vertrouwend, betrouwbaar, vrij.
De vrijheid, bewust van je daden in teken van je omgeving. Het is de altijd aanwezige “l’embarras du choix”. Zoals voorheen even onvoorstelbaar zwaar om dat recht van vrijheid te dragen. Jij alleen, niet anderen. Jij alleen die draagt. Jij alleen die jij bepaalt. Jij alleen die anderen kan bepalen. Hun betekenis. Hun reikwijdte. Hun erfenis. Jouw gevoelens. Jouw schaamte. Jouw hartzeer.
Vrijheid. De ondraaglijkheid van verantwoordelijk. En het meisje weent, de vogel vliegt.
Majestueuze bewegingen van vleugelslagen, klapwiekend in het leven.
zondag 25 november 2007
Immanentie
Hé jij daar.
... (zie je de drie aarzelende puntjes? Een ingehouden, virtuele adem?)
Ik wacht op je.
Tot je zegt: 'Kom', (dat gebod, dat niet eindigt op een punt. Zodat ik kan blijven komen naar jou/Als een geslagen hond)
Win mijn vertrouwen terug. Win mij terug. (/Alsof mijn vertrouwen alles is wat er nog rest van wat ik je kan bieden)
Hoe kwam het weer dat je het niet hebt? Mij en mijn vertrouwen?
Zeg 'Kom'. Zie de hoofdletter. Het woord omhelst meer dan enkel de drie letters, één lettergreep. Het is de transcendentie van het 'reiken naar'. Het is terecht zijn. Een hand in een ander. Het is vastklampen aan het gevondene. Zonder zelfs bewust te zijn dat je zocht.
Je zoekt mij /en je hoeft enkel die klank...
te fluisteren
in een akkoord van gemis, verlangen en vertrouwen geven. Naar jou, niet mij.
Ik ben in jou. Als een God en een duivel tegelijk.
... (zie je de drie aarzelende puntjes? Een ingehouden, virtuele adem?)
Ik wacht op je.
Tot je zegt: 'Kom', (dat gebod, dat niet eindigt op een punt. Zodat ik kan blijven komen naar jou/Als een geslagen hond)
Win mijn vertrouwen terug. Win mij terug. (/Alsof mijn vertrouwen alles is wat er nog rest van wat ik je kan bieden)
Hoe kwam het weer dat je het niet hebt? Mij en mijn vertrouwen?
Zeg 'Kom'. Zie de hoofdletter. Het woord omhelst meer dan enkel de drie letters, één lettergreep. Het is de transcendentie van het 'reiken naar'. Het is terecht zijn. Een hand in een ander. Het is vastklampen aan het gevondene. Zonder zelfs bewust te zijn dat je zocht.
Je zoekt mij /en je hoeft enkel die klank...
te fluisteren
in een akkoord van gemis, verlangen en vertrouwen geven. Naar jou, niet mij.
Ik ben in jou. Als een God en een duivel tegelijk.
vrijdag 2 november 2007
Gewaarwording
En toen ik die hand zag dalen, haar gekromde rug, omlaag, herinnerde ik me dat ook ik daar eens stond. Ik zou moeten weten hoe jouw hand mij beroerde. Het enige dat ik toen voelde echter, toen jouw hand op haar lag, was de wens jou niet te kennen. De opleving van wellust wiste het genoegen van herinnering uit en bracht enkel die weeë geur van zonde mee. In het totaalbeeld dat ik kreeg van die hand op haar rug, die arm, die schouder, die hals en ook dat gezicht, klaarde de mist op en zag ik dat er niets achter zat. Mijn herinneringen vulden eens in wat er ontbrak…
De mist bleek het mysterie zelf te zijn, als belichaming van mijn hoop en verlangen. De hand ontsnapte aan de geheimzinnigheid en plots bleek ook al de rest rond me opgeklaard te zijn. Ginder lag de weg die ik zocht.
Nog nooit klonk het geluid van knerpend zand zo dicht bij mijn oor. Ik werd gewaar.
De mist bleek het mysterie zelf te zijn, als belichaming van mijn hoop en verlangen. De hand ontsnapte aan de geheimzinnigheid en plots bleek ook al de rest rond me opgeklaard te zijn. Ginder lag de weg die ik zocht.
Nog nooit klonk het geluid van knerpend zand zo dicht bij mijn oor. Ik werd gewaar.
Abonneren op:
Posts (Atom)