vrijdag 20 april 2007

Tweede gebod

Het zand waar ik door ploeter toont me de weg naar het beloofde land. Alles heeft zijn tegenhanger en deze barre omgeving vervult me van hoop. Elders is het beter en daar zal ik wonen. Mijn gezin zal eten hebben en ik zal eindelijk de vredige nachtrust kennen.

Geweerschoten, kreten en rennende schimmen
Mijn rug is gebroken en mijn voeten zijn veranderd in etterende zweren. Ik sta mijn lichaam af in dienst van het goddelijke land, toekomst, die ons te wachten staat. Een onzichtbare Hand geleidt me doorheen de bitterheid. Het warmt mijn vrouw in de koude donkere containers en het voedt mijn kinderen. Ons geloof in toekomst zonder meer, dat is onze eindbestemming.

Bij onze aankomst viel ik flauw bij het zien van het eerste zonlicht, mijn toekomst getekend op mijn hand en het politiebureau waar ik ontwaakte. We werden doorverwezen in een taal die ons onbekend was en met gebaren, pen, papier en uiteindelijk een tolk werd me duidelijk gemaakt waar ik was. Het westen, zijn wetten, de georganiseerde hulpverlening, de eenzaamheid. De vooropgestelde menu’s en de lege muren om ons heen. Mijn kinderen die uit het raam staren in plaats van mee te spelen met hun leeftijdsgenoten. Ik probeer te werken maar gesloten deuren gaan hier blijkbaar niet open. Mensen proberen te helpen maar worden gecounterd door bureaucratie.
Ik verwelk en mijn vrouw lijkt al vergaan te zijn. Lichtjes in ogen van mensen zie ik enkel wanneer een gesloten deur tussen ons zit. We verwachtten God te vinden in dit land maar we beseften het niet…we dachten dat het westen God was. Het was de hoop.

Geen opmerkingen: