Het is zonnig en schuin voor me zit een meisje en profil. Ik zie haar en vraag me af wie ze is. Uit haar houding kun je afleiden dat ze ergens op wacht, haar geduld is tanende. Af en toe bijt ze zachtjes op haar onderlip als ze met één wenkbrauw opgetrokken rond zich kijkt. De tweede keer dat ze dat deed trof ze mijn ogen maar keek weer met dezelfde snelheid weg. Zelfs geen glimp van herkenning, ik ben totaal vreemd voor haar. Stel dat we later een hele toekomst samen hebben, hoe vreemd zou deze situatie ons dan wel niet lijken. Ik grinnik bij die gedachte en neem een sip van mijn nog steeds te warme thee. Ze strekt haar beide armen naar voren naar haar koffie, neen, espresso, terwijl ze haar schouders wat opheft. Twijfelt ze of ze nog eentje zou nemen? Haar ogen verzinken onder haar wenkbrauwen, duistere doch treurige blik, die versterkt wordt door een achter de wolken zich verhullende zon. Ze trekt weer een wenkbrauw op maar kijkt nu enkel mijn richting uit. Helaas komt net de zon weer tevoorschijn en verblindt me zo dat ik niet weet of ze naar mijn oogcontact zoekt. Alsof de zon haar dieppeilende ogen voor me wil verbergen. Wie weet zijn haar ogen wel de zon, want als ze haar hoofd weer naar voren draait verdwijnt hij weer achter een paar lichtgrijze wolken. De warmte die me net overspoelde zorgt er nu voor dat ik het kouder krijg en plots verlang ik naar haar stem. Ik hoop dat ze nog iets gaat bestellen want de wijze waarop ik me haar stem verbeeld tergt me, het is de mooiste die een mens mag aanhoren en ik ben blij dat het enkel in mijn fantasiewereld bestaat. Mensen met een zwak hart zouden sterven bij het horen van die zwoele maar sterke stem, bezwangerd met alle intenties die je erin zou willen horen. –Hoor de poëet in me.-
Wie weet voelt ze mijn ogen op haar branden want ze kijkt plots schichtig mijn kant uit maar toch negeert haar blik me zoals de eerste keer. Ik kijk rond me heen maar zie niemand haar kant uitkijken. Ze moest mijn blik wel hebben gevoeld. Mijn hart maakt een klein sprongetje.
Ik roer in mijn thee ook al heb ik er geen suiker of melk ingedaan en drink een grotere slok, onafgebroken kijk ik naar haar. Ze moet me wel bemerkt hebben want anders keek ze net niet zo schichtig rond zich heen. Wat zou ze van me denken? Zou ze zich ook afvragen wat ik hier doe en of ik op iemand wacht? Een kleine glimlach verschijnt op haar lippen terwijl ze naar haar espresso staart en ik zwijmel een beetje bij de gedachte dat zij net als mij zich een beetje beschroomd voelt om de ander aan te spreken. Ze steekt haar hand op naar een kelner en vraagt om nog iets, dat ik niet kan horen want ze praat te zacht om boven het typische terrasrumoer uit te komen. Ik merk pas wanneer de kelner weggaat dat ik mijn adem de hele tijd inhield en mijn oren spitste. Wanneer hij terugkomt hoor ik hem luid ‘alstublieft’ zeggen, met een lang uitgerekte ‘t’ terwijl hij heel zijn domein overziet. Ik wist niet dat je ook met een t kon lispelen.
Ze staart nu al een hele tijd naar haar espresso zonder ook maar een keer rond zich te kijken. Wie weet heeft ze zich erbij neergelegd dat haar afspraak haar heeft laten zitten ofwel is ze haar geduld al mediterend aan het vergroten. De spanning wordt groter. Ik weet nu zeker dat ze ook niet weet wat te doen. Wat zou ze moeten doen? Misschien valt haar rondkijken te veel op voor me en ze wil niet al te happig lijken. Of zou ze direct op me toe stappen en met me praten? Ze bijt nog af en toe op haar onderlip en ik word week, elke keer weer.
De tijd rekt zich tot in het oneindige en per beet tel ik de sprongen van mijn hart. Ze loert mijn richting uit en om dat te compenseren loert ze ook naar de andere kant. Ze tikt met haar vingers tegen haar tas aan op het ritme van een lied dat alleen zij kan horen. De auto’s in de verte toeteren en mensen komen af en aan. Kleine kinderen zeuren om een ijsje en mama wordt boos als ze alleen is, moe als papa haar ter hulp moet schieten. De wind wakkert aan en de zon verdwijnt en verschijnt met een grotere frequentie. Ik durf haar niet te benaderen want ik vrees dat ik niet meer kan rechtstaan. Mijn vlees is week en mijn hoofd is vol van haar. Ze kijkt weer plots mijn richting uit en even zie ik een schittering in haar ogen. Het wordt tijd om iets te ondernemen want het kan niet zo verder, ik zag de wanhoop in haar blik en ik weet nu zeker dat ze enkel mij wou zien. Ze steekt haar hand op naar de kelner en vraagt in geluidloze lipbewegingen om de rekening. De kinderen zeuren en huilen nu. Moeders verheffen hun stemmen naar dreigende hoogten en de zon schuilt steeds langer en langer achter de wolken, die ook steeds donkerder worden. Mijn hart stuwt het bloed in razend tempo naar mijn hoofd terwijl zij al rechtstaand het geld op de tafel legt. Dit is het einde.
Ze wandelt rustig en alleen de boulevard af.
3 opmerkingen:
Het was leuk nog eens iets van je te lezen.
Van een relatief ver verleden waar (het streven naar) wijsheid en waarheid inderdaad nog steeds centraal staan, maar toch vol veranderingen.
Het gaat goed, niet dat je anders verwacht had en dat ik verwacht van jou natuurlijk :)
Natuurlijk, met mensen zoals jij en ik gaat 't altijd goed...wat allemaal beleefd?
Enige levensloopveranderende zaken meegemaakt of ben je nog steeds op 't oude pad? -Heb je thans niet iets van 'hoe meer waarheid je denkt teweten te komen hoe meer je je afvraagt wat 't eigenlijk is' (inderdaad, flauw afkooksel van dat beroemd citaat)
Ik veronderstel dat je nu filosofie aan't studeren zijt?
Een reactie posten