zondag 17 augustus 2008

Prikkel

Prik. Prik.
Prik. Ik wil je prikk(el)en. Deze in waanzin gedepte drama zal zeker voldoen aan de eisen van de jury. Akkoord, het is geen Shakespaere, Kawabata of Tolstoj, daarvoor zijn we te onbekend in de enorme woordenschat die de bevoordeelde mens behoort te kennen. Maar het is wel meeslepend en -sleurend in deze ongepolijste vorm. Die ruwe rauwheid is dan ook de kern van dit verslavend wonder van een schouwspel. Die ruwheid smaakt naar meer en… feller, heftiger. We hitsen onszelf op. Zie, het bloed langs onze vingers als we ons steeds aan elkander openrijten, wetende dat ooit die oneffenheden weg zullen gaan, als we gewoon maar zouden volhouden, elkaar blijven pijn doen. Elkaar blijven pijn doen, ook al zijn er nog wachtenden achter ons en je geen straf opwacht als je terug in de wachtrij aansluit.
Maar wij rusten nooit hé? Koppig en vastberaden blijven we krabben, door elkander en zo ook door ons heen. Wij zijn de wakers in de nacht en winnaars op de dag, net zo aanwezig en onontkombaar als een wet van Newton.
Bots, tegen de muur. Wij blijven elkaar bestoken met onze wensen, hoop en eigenaardigheden terwijl er een dikke muur tussen ons heen geplaatst staat. Door wie of wat is die er eigenlijk gezet? Het is duidelijk een grens tussen ons beiden. Dus misschien een beetje van beiden? Natuurlijk is een muur niet onoverkomelijk, mensen leren hoe ze dikke planken kapotslaan met hun blote hand. Mits volharding. Eén enkele, menselijke hand zou bijgevolg voldoende zijn om heel die afstand tussen ons te overbruggen. Wat maakt die hand menselijk, het woord zélf of het gevoel erachter? Maakt die menselijkheid je week vanbinnen of doet het je denken aan een vuurdoop van de bittere pil genaamd ‘ons’? De volharding door het hooglaaiende vuur is een gegeven en het weeft een rode korst van opgedroogde bloedspatten achter ons. We geraken er wel. Ook al bloeden we dood.
Is er geen leermeester in 'obstakels verwijderen’ in de buurt?
Slaap, slaap dan toch in je zachte bed. Rust uit en genees van al die verwondingen die je jezelf hebt aangedaan. Die nagels van je tot pulp herleide hand zullen wel weer in orde komen, en littekens zijn niet zo onoverkomelijk lelijk. Laat die muur voor wat het is, laat die ruwe, prikkende huid daar staan, die zou zelfs de koude snijden, dus geen zorgen. Het zal niet weglopen. Het getuigt niet van zwakte om te stoppen, wijsheid laat zich niet meten in krachtpatserij. Laat die tijd maar voorbijgaan, mettertijd brokkelt en slijt toch alles af, we komen er wel. Rust en geniet. We komen er wel. Natuurkrachten winnen altijd op het einde.

Wat gebeurt er als twee natuurkrachten met elkaar in conflict gaan?

dinsdag 29 april 2008

Zevende gebod

‘Ze zei me dat ik het wel zou weten.’
‘Ik werd wakker, ze huilde.’
‘Neen, geen idee.’
‘Ik raakte vervolgens haar schouder aan, maar ze reageerde er niet op. Het was alsof ik buiten haar wereld stond.’
‘Ik had me nog nooit zo alleen gevoeld.’
‘Ik weet het. Nu vind ik het ook belachelijk, maar ik begon dus eveneens te huilen. En van zodra de eerste traan langs mijn wang liep, voelde ik haar koele hand de traan wegvegen.’
‘Ik zal dat gevoel nooit meer vergeten. Zulke geborgenheid, geconcentreerd in één hand, het was alsof... Het was een vorm van nirvana…’
‘Dat was alles. Ze stond daarna boos op en ging weg. Ik vroeg haar ‘wat nu?’, maar ze antwoordde me dus dat ik het wel zou weten.’
‘Neen.’
‘Ik dacht dat jij me wel zou kunnen vertellen wat ik zou moeten weten.’
‘Daar ben je mis in. Ik weet het namelijk al.’
‘Van zodra ik herinnerde hoe zij aanvoelde, het je vertelde en je blik zag.’
‘Je hoeft me zo niet schuldig aan te kijken. Zij weet het blijkbaar, jij weet het, en nu weet ik het ook. We zijn weer gelijken van elkander.’
‘Ja.’
‘Ik weet nu dat ik haar bedrieg.’
‘Door hier te komen.’

vrijdag 15 februari 2008

Aap

Begeren Een functie van verlangen gaande naar oneindig. Een wiskunde logica uitgaande van de mens.
Ik begeer je, het bewijs van mijn humaniteit. Ik wil namelijk steeds meer van je, meer dan verlangen; ik wil jou onbegrensd hebben. (In) Eindeloosheid…
Het feit dat ik jou begeer bevestigt jou in je grenzeloosheid, erkent jou in je onvatbaarheid. In de gemeenschap van mensen als aparte kernen van identiteiten, subjecten verschijnend als objecten aan elkander, in die gemeenschap ben ik in staat jou te erkennen in jouw identiteit, jij als mijn kern. Niet ik. In je subjectiviteit voor mij loert de onmacht van anderen. Zij zien je als object, losstaand in een woelige massa, komend en gaan. Soms een ophoping, maar naarmate de tijd zich voortspoedt, blijft er enkel een constante stroom achter van objectiviteit. Doch ik zíe én vóel én rúik én hóór en terwijl ik het/je vasthoud zie ik mijn begeerte; het is/je bent overal in oneindigheid. In hoeverre kan een mens zich zo openstellen naar de buitenwereld zoals ik doe naar jou? Ik kan alles begrijpen door deze gewaarheid, manipuleren. Macht.
In een onvervulbaar verlangen, een onontkombare behoefte zie ik jou als mens. En terwijl mijn oneindigheid zich uitstrekt naar de jouwe vervult de begeerte zich met nog meer verlangen.

Jij Bent Mijn Begeerte. Een groots geschenk, je bent nu volledig een mens. Wees blij.

Een machtig mens begeert je, dat betekent dat je die macht ook binnen handbereik hebt.
Schrikt je dat af?
Wil je anders machteloos blijven? Wil je de verantwoordelijkheid voor je leven niet opnemen, wil je niet begeren? Wil je dan enkel bevredigbare verlangens koesteren?
Verlangens maken je geen mens, maar een dier. Een impuls die volgt na de ander, honger, slaap, dorst.
Begeerte laat jou toetreden tot de mensheid, want enkel hierin overstijgt de mens al de rest, zijn uniek criterium dat zo bepalend is. De macht via begeerte.


En jij kiest het weids landschap, mijn primitief aapje.

maandag 28 januari 2008

Sterdom (2)

- Een ster? Sterren moeten schijnen! Die moogt ge niet beklemmen en tegenhouden... Dus ga en de kant en kijk naar mij.

~ Sterren? Die zijn er, enkel en alleen, om mij te plezieren.

dinsdag 22 januari 2008

Sterdom

Je doet me zo klein voelen. Zo klein.

Zo nietig. Zo omringd. door Alles
en Niets.

Zo klein.

En toch tegelijkertijd…
Zo klein in tegelijkertijd zo’n pietluttig universum.

maandag 21 januari 2008

Drieslagstelsel

Afwisseling. Je dacht dat je afwisseling nodig had. Je kwam naar mij.
En in zorgzaamheid nam ik je op. Ik haalde het beste in je naar boven. Het maximum. Maar een tijd later: jij kon niet meer mee. Het tempo was te hoog en ik schreed voor je uit. Je schreeuwde me toe om trager te gaan, dus temperde ik mezelf, hield me in. In wat volgde werd het duidelijk:
Je was nog steeds vol belofte maar hier en daar waren al enkele oogopslagen verwelkt, tedere bloemenblaadjes die uitmonden in… niets. Dat lot leek je ten deel zijn gevallen. Geen sappige vruchten.
Het was niet meer nieuw, het was niet meer opwindend. De sleur brak aan. Het bloemenbed maakte plaats voor een grazige weide. Stugge heideplanten. Ik als een eenzame herder, trachtend je te onderhouden, te voeden, te koesteren. Het bracht na een tijd niets meer op. Frustratie brak aan, en zo ook mijn laatste redmiddel: Ik legde je braak. In je sociaal isolement rijpte je terug aan, vol onkruid overwoekerd. Alleen, eenzaam. In een cocon van herinneringen bleef je in foetushouding wachten. Opdat je daarna weer het beste uit jezelf kunt halen. Met vervaagde herinneringen zou je dan weer naar afwisseling zoeken. Ik zou je het nieuwe beste geven. Ik zou je onderhouden. Ik zou je alleen laten. Ik zou je het beste geven.

woensdag 12 december 2007

Oororgasme

Ik wil even melden dat dit alles een test is. De test van het leven. Geraak je ontroerd van het timbre? Komt de maat van de golven overeen met jouw ademstoot?

Als dat zo is, verdwijn dan.
Want het zou je adem moeten benemen. Je laten stikken. Het laat je je einde zien terwijl je er nog lang niet bent. De euforie van het scheppen, overheersen en doden. Het is een God en ik kan niet anders dan mijn adem inhouden.
Hoe kan iets zo wereldlijks, universeel, eerlijk, ruw, elegant, gemeenschappelijk, zo aards... zo hemels zijn? Het is het allesomvattende.
Is het een gift? Is het een resterend kruimeltje van Gods heilig brood? Is het een straf?
Wat is het, dat mij zo raakt? Wat is het dat het mij zo machtig en zo slaafs doet voelen?