Ik verveel me en heb ondanks mijn afkeer voor schrijven een pen vastgenomen. Ik ben een typische onopvallende jongen. Mijn sullig imago, waarvan ik alle clichés bewaarheid –mijn punten blijven gestaag op een tachtig procent-, weerhoudt mensen ervan mij te benaderen. Waar ik ook niet naar smacht. Het is vermoeiend. Ik heb één vriend. Deze is geen mens; te vermoeiend en vaak hoogst oninteressant. Geen hond; daar dien je aandacht aan te schenken. Ook geen kat; het enige teken van leven dat zij naar mij doen is blazen en weglopen. Het is een goudvis. Het is de beste vriend die ik me kan indenken (of vriendin, geen idee, maar uit puur seksisme blijf ik hem vriend noemen). Onze band is ontegenzeggelijk uniek. Met zijn geheugen van zeven tot negen seconden, is ’t enige van herkenning jegens mij in zijn instinct geplant. Jarenlange indoctrinatie tot aanvaarding en gewenning aan mijn aanwezigheid heeft mijn persoon aan hem verweven in een unieke band. Bij een wezen met een beter en groter geheugen verkrijg je zijn vriendschap door de daden die je doet; iets dat bij hem in goede aarde valt. Iets dat hem aanspreekt omdat hij er een zekere verwantschap mee voelt. Iets dat hij ‘goed’ vindt, als hij al een goed ontwikkeld hersenstelsel heeft waardoor deze goed van kwaad kan afwegen, iets wat volgens mij enkel met de paplepel wordt ingegeven. Neen, bij deze goudvis ben ik gewoonweg verweven met het diepste dat zich in ieder van ons allen roert. Een instinct. Diepere banden zullen nooit ontstaan. Mochten we op puur instinct leven zouden we de mensen die we tegenkomen nooit lang genoeg zien om hen te verweven met ons instinct, tenzij het een soort van stamgenoot is. De vriendschap tussen mijn goudvis en mij ontroert mij hevig. Vreselijk opwindend om zo een belangrijke rol in een ander zijn leven te spelen.
Zoals je hierboven al kon lezen ben ik ook seksistisch. In tegenstelling tot vele leeftijdsgenootjes weet ik wat dat woord inhoudt. Ik lees dan ook veel, misschien kun je boeken ook een derde vriend van me noemen. Hierdoor heb ik een zekere snobistische houding tegenover de rest van mijn leeftijdsgenoten aangenomen. Ik kom erg brutaal en/of te erudiet bij hun over. De meeste conversaties beginnen langs hunnentwege dan ook als ‘wablief?’. Boeken zal ik dan ook tot mijn lijst van vrienden toevoegen. Seksistisch is misschien een te groot woord. Ik zie naar de meeste meisjes om als mijn goudvis naar zijn kasteeltje. Het is er nu eenmaal. Neen, ik ben geen homo. Jongens zeggen mij nog minder. Misschien is het passender te zeggen dat ik meer seksistisch ben tegenover jongens. Dat zou inderdaad beter gezegd zijn. Mijn enige interesse aangaande meisjes is dan ook door die vreselijk opwindende band die mijn goudvis met mij heeft. Louter op instinct. Mijn instinct, of noemen ze dat intuïtie bij de mens, reageert louter op meisjes met blond haar, slank figuur en waarvan de ogen altijd een beetje brutaal en verwaand overkomen. Ik lieg tegen jullie want ik val ook vaak op zeldzame donkerharige meisje met de lichte ogen. Waarom ik op hen val? Genetisch overgeërfd van mijn vader, of van alle voorvaders. Elke man wil datgene dat zeldzaam is, elk mens heeft een ekster in zich, het in-het-oog-schietertje valt ons op en nemen we mee. Blond is nu eenmaal minder aanwezig dan het saaie, donkere, levensloze bruin. Het is het mannelijk gen in me dat me doet vallen op blond of zwart met lichte ogen. Tragisch genoeg zijn zij, mijn hartendiefjes, zich er ook niet bewust van welke band we samen hebben, door hun geheugen, hun ingelepeld moraal besef en logisch gebezig zijn ze van mening mij te moeten negeren. Het onbeloftevolle, saaie, talentloze jongetje. Het windt mij dan ook op dat op een gegeven dag, zoals je in elk sprookje, verhaaltje tegenkomt, een wending van het leven zich voltrekt. Er gebeurt altijd wel iets in een verhaal. En aangezien ik dit nu net allemaal opschrijf, komende tot een zeker verhaal, weet ik zeker dat er iets gaat gebeuren. Doch, dan twijfel ik en vraag me af of het verhaal neerschrijven op zich de wending in mijn leven zal zijn, dat ik zal wachten op iets dat nooit gaat gebeuren. Dit stemt mij vaak melancholisch triest, zonder nostalgie want het enige van herinnering wat ik heb is dit, nu, de goudvis, de onopvallendheid, de talentloosheid, de blonde meisjes.
Ik schrijf dit in delen op, aangezien ik schrijven eerlijk gezegd saai vind, doet me enkel denken aan de taken van school waarbij ik nooit zal triomferen over de anderen. Nooit zal een leerkracht mij uitroepen tot uitblinker, misschien doordat mijn karakter hem/haar niet aanstaat, misschien omdat ik in wezen echt talentloos ben en gewoonweg niets te vertellen heb. Totdat een lumineus idee mijn hersenpan verlichtte onderwijl naar huis. In alle verhalen werken mensen naar een verandering toe. Toegegeven, vaak zijn ze zich niet bewust waarmee ze naar een wending toe hebben gewerkt, vaak is het enkel hun onbewust verlangen naar geborgenheid, ‘liefde’ of een slippertje. Iets meer in het leven. De hoofdpersonages hadden dan wel natuurlijk een middel om mee te werken. Hun uiterlijk, intelligentie, pech of geluk. Ik besluit naar iets toe te werken door middel van mijn onopvallendheid. Zoals Grenouille in ‘het parfum’ zijn onopvallendheid cadeau kreeg door zijn geurloosheid, heb ik gewoonweg de totale talentloosheid gekregen. Ironisch genoeg zal ik dit als mijn talent beschouwen. Wat doen mensen die in niets kunnen uitmunten? Bewonderen, aanbidden, dienen. Zo ook zou ik doen. Uiteraard zal ik dan een mooi blond meisje kiezen als uitverkorene op de sokkel die ik voor haar zal bouwen. Ze hoeft niet eens in iets uit te blinken, ik zal haar dat doen geloven. Dit zou dus de verandering worden, de wending in mijn leven.
Haar naam zal Helena zijn, en zo ook makkelijk geschiedde. Ze zit namelijk in mijn klas maar heeft mij nooit opgemerkt, nu hedendaags zal dat wel gebeuren. De naam zelf is al even onheilspellend als veelbelovend. Ik beloof haar pracht. Ik beloof haar eeuwige roem. Ik beloof mijzelf naar haar toneelrepetities te gaan en mij op te geven om mee te spelen. Mochten ze nu nog een gedeelte van de Odyssee van Homerus naspelen zou het prentje compleet zijn, maar niemand zou mij talentvol genoeg vinden om Paris te spelen. Doch, aangezien het schooljaar al een tijdje bezig is en bijgevolg ook het toneelspelen, is er weinig kans dat er nog een grote rol aan mij is voorbehouden. Mijn vermoedens waren correct, ik zou het toneelhulpje worden. Mijn intenties in dit geval waren thans wel iets meer dan toneelknechtje. Doch deze rol geeft me meer kans Helena te benaderen dan pakweg de heraut. Het past ook beter bij mij aangezien ik nu echt de onderste sport bezet en zij de hoogste, waardoor mijn aanbidding van haar nog meer tot zijn recht komt.
In de hedendaagse tijd worden vrouwen als mysterieus, onbegrijpelijk en verwarrend getypeerd, net zoals ze allen een maatje achtendertig moeten hebben. Helena heeft maatje veertig maar ze is dan ook even groot als een fotomodel. Ze torent boven me uit en ik vind het geweldig, alsof ik haar geen sokkel meer moet metsen. We hebben ons eerste contact gemaakt toen ze klaagde dat haar kostuum te klein was. Kostuums en dergelijke zijn niet mijn verantwoordelijkheid maar ik luisterde gedwee naar haar. Zo werd ik mettertijd haar klaagpaal en zwarte schaap. Ik weet zeker dat haar vrouwelijk brein haar niet in staat stelde te beseffen dat ik stilaan aan het indringen was in haar wereld. Steeds vaker werd ik in het openbaar gezien met Helena, het mooie, grote blonde wicht. Om mijn dagelijkse ergernis over haar kwijt te spelen richtte ik me tot mijn goede vriend de goudvis. We werden steeds hechter, de buitenechtelijke relatie zorgde ervoor dat we een intiemer met elkaar omgingen. Af en toe leek hij mij een welbespraakte blub te zeggen en ik waardeerde hem voor zijn luisterend oor en medeleven. Niet iedereen is bestand tegen alledaags geroddel als hij het gewend is om zorgvuldig uitgekiende verhalen te lezen.
Mijn band met Helena groeit. Helaas, dat was verkeerd verwoord. Ter correctie: haar gevoelens tegenover mij nemen toe. Ik oreerde over haar tegenover onbekenden en zij nam graag alle lof in ontvangst ook al verstaat ze mijn woorden soms niet -wat niets te maken had met mijn articulatie. Zij gebruikte mij als propagandajongen en ik speelde het als een rechtgeaarde lobbyist. Soms twijfelde ik eraan of ik echt wel talentloos was. Ik vrees dat mijn werkelijke talent het binnendringen in iemands leven was. Ze nam me op een gegeven moment zelfs mee naar huis en ik ontmoette haar ouders. Ik zag de posters op haar kamer en ik werd gewaar van de simpele ziel die in haar huisde. En zo bereikte mij een nieuw doel voor ogen. Ik besefte dat ik haar niet zomaar tot mijn muze had gekozen, ze had mij echt wel inspiratie te bieden. Een nieuw perspectief en de kans om het te bereiken. Aangezien Helena zo populair kon zijn ondanks haar vrouwelijke incompetentie, waarom zou ik dat ook niet met mijn intelligentie kunnen? Ik zou het spel berekend spelen en Helena zou deze keer mijn springplank worden, ik zou haar gebruiken. Ik zou haar God worden en zij mijn Jezus. Een God die zijn zoon niet redde en door zijn wreedheid heel de mensheid in zijn macht zou houden. Dat zou ik zijn.
In de dagen die volgden speelde ik meer op haar in, zo goed dat ik haar overtuigde mij aan haar vrienden voor te stellen. Ik werd opgenomen in de groep dankzij haar. Vervolgens begonnen mijn lofbetuigingen onderhuidse prikken te worden. De eloquentie maskeerde de beledigingen en haar domheid werd mijn populariteit. Als snel werd ze gekatapulteerd naar een nieuwe sport op de ladder, één waarvan ik nooit had kunnen vermoeden dat die bestond, het was namelijk één die veel lager was dan mijn eerder statuut. Zij werd het domme blondje. Ik werd de populaire zak. Ik werd er een coryfee in ondanks de talentloosheid en iedereen vond het geweldig. Ergens moet het haar zijn opgevallen dat de lachjes en blikken die anderen haar toestuurden deze niet meer waren van bewondering, want op een gegeven moment zag ik iets in haar ogen. Een glimp van een emotie die deed vermoeden dat ze meer was dan een ééndimensionaal persoon. Ze had verdriet. Het kwam haar rol als Helena ten goede en de sullen van de toneelgroep namen haar steeds meer in acht. Ze verwelkte als een kamerplant die je te veel kalkrijk water geeft. Haar dood werd mijn verrijzenis en de relatie tussen mijn goudvis en mij kende nooit eerder geëvenaarde hoogten. Ergens voelde ik me schuldig tegenover hem want in mijn populariteitsrace kreeg ik steeds minder tijd om hem te zien. Ik dacht erover na hem een partner te zoeken.
Ik werd overmoedig en nodigde Helena uit voor een bezoekje aan mijn thuis. Ergens vermoed ik dat ik een zweem van medelijden voelde en haar op deze manier een troostprijs wou overhandigen, zij zou de eerste en enige zijn die ooit mijn kamer zou hebben gezien. Wie weet zou deze eens zo machtige blondine mij zelfs mogen ontmaagden en zo een hogere status kunnen terugverdienen door mijn slet te worden. Ze had namelijk een zieligheid verkregen die als een soort van uithangbord diende voor mijn erotiserende macht. Ik zei eerder al dat ik overmoedig werd. Dat klinkt onheilspellend, vind je niet? Wie had kunnen denken dat de blondine die mij voor het eerst seksueel genot zou leren kennen, mij ook peilde. Het was geen simpele jager-prooi verhouding Het is ook een hedendaagse opvatting dat vrouwen gemeen zijn en achterbaks. Ik kan dit enkel beamen. Terwijl ik dit nu neerpen is mijn leven ineengestort. Ze kwam mijn kamer binnen terwijl ik haar vertelde wat de zin ‘dignus est intrare’ betekende die op mijn deur was geschreven. Zo merkte ik niet dat ze alles wat er in mijn kamer te vinden was, gretig in haar opnam. Ik wees alles aan wat ik van oppervlakkige waarde achtte –ze zou mijn voorliefde voor klassieke werken toch niet begrijpen-. Ze luisterde aandachtig en gedwee en ik vroeg haar of ze niet wou zitten. Dat deed ze en vervolgens nestelde ze zich op mijn bed, op een manier die aantoonde dat er overduidelijk intenties in verborgen lagen die je zelf mocht invullen. Ik werd nog overmoediger en zette me vlug naast haar. Ze keek beschroomd naar haar handen die op haar schoot lagen en vroeg me waarom ik ‘zo gesloten’ was. ‘Ze wist niets over me.’ In mijn baldadigheid vertelde ik haar dan over mijn goudvis en mijn aspiratie hem een geschikte partner te vinden. Ze keek naar me op en ik wist dat dit mijn kus zou worden die me zou leiden naar haar naaktheid. Ik wist vervolgens dat ik een fout maakte in mijn redenering tot het inrijven van haar maagdelijkheid op het moment dat ze opstond. Ze liep naar mijn goudvis die verschrikt opkeek naar de onbekende persoon, ik voelde zijn angst en mijn instinct schreeuwde het uit, net zozeer als dat van mijn vis. Ik voelde voor het eerst in mijn leven angst en het verlamde me. Ze schreeuwde ‘eindelijk heb ik mijn wraak, smeerlap’ terwijl ze de bokaal opnam en wegslingerde door mijn kamer. De waterdruppels glinsterden in het zonlicht, mijn goudvis maakte nog zwalpende bewegingen, slaand met zijn staartvin hopend op de een ultieme redding of het ontwaken uit een nachtmerrie. Helaas heette die nachtmerrie Helena en slachtte mijn goudvis af. Ik schreeuwde het uit toen het arme dier op de grond belandde tussen de glasscherven van de bokaal en half onder zijn kasteeltje. Hij keek me met een verwijtende blik aan en ik nam het hem niet kwalijk. In mijn enige vriendschap liet ik mijn eigenbelang voorgaan en in tragische overmoed miskende ik mijn muze. Ze was driedimensionaal en in staat tot uitgekiend plannen. Helena doodde mijn goudvis. En mijn goddelijkheid lag in scherven op de grond.
Helena kreeg een staande ovatie na haar optreden en tijdens het opruimen van het decor brak ik mijn arm. Ze bond het publiek aan haarzelf en had geen andere persoon meer nodig om haar de hoogte in te helpen. Ik belandde op een lagere sport dan dat van het domme blondje en dit keer had ik niet meer de apathie om me er niets meer van aan te trekken. In mijn talentloosheid heb ik mezelf de das omgedaan door onrechtvaardig iemand te zijn die ik niet ben en op deze manier heb ik zelfs mijn eigen identiteit verloren. Ik weet niet meer wie ik ben en heb geen vriend meer. Mijn boeken zijn sindsdien nooit meer aangeraakt want elke keer als ik alleen ben en stil zit zie ik het weer voor mijn ogen. Helena die mijn vis vertrapt.